Ge denkt dat er meer is
dan houden-van en
ge poogt te vatten wat u overstijgt,
wat u hoort te overstijgen,
wat schoner is dan gij en beter
en vooral veel groter
Ge draagt uw ziel op uw tong
maar uw leugens in uw ogen,
ge wikkelt ze in donzen dekens
om te verzachten wat zeer zal doen
en bovenal
laat uw grijnzen geen licht door
Ge kreukt en plooit en beeft
maar breken doet ge niet,
van porselein zijt ge niet,
ge bouwt uw piedestal met
blote handen
Ge maakt mij zoet, zeemzoet en
zot, vooral zot want geen
mens die weet waar uw woorden
in aarden of waar zij zich
te slapen leggen
Ge maakt mij zot, stekezot en
vol, vooral vol want uw
heden bevat kiemen
van somberheid en grootse
dingen, of ge zijt onvermijdelijk
geworden (gij waart zonde
maar werd vloed).