Op het plein
Het verlangen dat zich nestelt
vergeten en verleden te zijn.
De kinderkoppen weten nog.
Ze ratelen hun herinneringen
in een knetterend morse,
wanneer paard met koets weer uitrijdt
om nu Chinezen te vervoeren.
Bij het beeld
Het vermoeden dat zich vestigt
dat ik niet had kunnen strijden
voor een groter geheel dan mijzelf.
De gids roept trots: “Vrijheid dankzij hen.”
Ik leg mijn oor op een kinderkop,
hoor het seinen luider worden.
Op de kinderkop
Uit de mond komt een braken
van klinkers. Ik maak op dat het
een gekke naam is voor deze steen.
Kinderkop kijkt eeuwenlanger
naar de martelaren op het plein
dan de oude mannen op de bank.