Je nam een sigaret en zei dat ik er ook een mocht
(als ik dat wilde)
Ik keek naar het heldere water
de zon in het water
de keien in het water
waar we op zaten
het eilandje op het water
waar we op een dag naar zouden varen, zullen, besloten we
De rook uitblazend, zei je me
“dit is het leven”
en ik keek naar de rook,
kronkelende ronkende rook
en ik verwenste het geromantiseerde roken
(want ik hield zo veel van romantiek)
en we waren zo gelukkig
en ik blies, ademde dansende damp
en ik keek naar je en lachte
en beaamde, zei ‘ja’ dat dit thet leven was
(want het leven is leefbaar in de juiste omgeving)
en zei 'nee’ tegen de sigaret.