wanneer je zachtjes uit bad tippelt, op zoek naar die tere handdoek, als een glanzende nimf met trosjes schuim
of oeverloos kijkt terwijl je wacht tot eindelijk het langverwachte warme water uit je douche stroomt
en ik je geur zou willen opplooien om ‘m in m’n borstzak de wereld te laten zien
de verrassende brutaliteit die je zo goed afgaat als je in je haast je tanden poetst aan de wasbak
wanneer je beslist om toch maar die volledig uitgekamde pot choco weer in de kast te zetten
je boterham vervolgens smeert en met de opperste nauwgezetheid zelfs een plakje kaas in een Mondriaan verandert
je niet beseft hoe mooi barok je lippen krullen terwijl je wacht op de ijskoude hoek van de straat en de wind je meer zoent dan ik
wanneer je tenen lichtjes krullen in je sokken omdat dat deken toch net zo zacht is
je ogen de dingen om je heen doen oplichten in die zeldzame momenten dat je jezelf influistert dat het allemaal wel goed is
in volle contemplatie het menu bestudeert, ogen naar beneden tuimelen
wanneer je je zorgvuldig en zoetjes nestelt in m’n schoot, en het wel lijkt alsof je bang bent de lucht tussen ons tweeën te breken,
en in die vijf minuten eeuwigheid
denk ik: ik vind je mooi en
wil je niet weggaan?