Niet alles past in kartonnen dozen.
De vochtige plekken van gemorste waterverf
op het vast tapijt op zomernachten met
het dakraam open in de hoogste toren
van mijn rijhuis-kasteel als de warmte
je alle vermoeidheid ontneemt en je enkel
op blote voeten in het donker blindelings
de trappen kan oplopen en zittend
op het raamkozijn ver uitkijken over
de dichtbevolkte straten, je afvragen
waar alle slapeloze schaduwen achter
de bijna onzichtbaar golvende gordijnen
de lege uren mee vullen.
De onverklaarbare fiets op het platte
dak van de buren, naast de tuinstoelen.
Het kleine tuintje vol bloempotten.
Oleander, bamboe, lavendel, fuchsia.
De ochtendlijk zingende buurman
op het balkon, in zijn pyjama.
Het pastelkleurige huisje op de
badkamertegels. Meisjes met hoeden
en hoepelrokken op het behang.
Die bleven achter.