de doorn der afwezigheid
doorpriemt mijn hart
terwijl de ranzige leegte
me probeert te verlokken
ze propageert ijdelheid,
marshmallowgewijs
aaneengeregen
met dorre droefenis
ik graas op een weide
die me de liefde aanreikt
maar de tederheid onthoudt
als een routinier strooi ik zoenen
in het rond op de onontvankelijke
bodem van jouw afwezigheid