Mijn spieren,
ze nemen de snelweg en kruisen er Pinokkio.
Ik hang men gezicht uit het raam en wuif
naar een flauwe versie
van wat ooit
mijn jeugdherinnering is geweest.
Brr, koude wind.
Ik wil me warmen
met filosofische tegelwijsheid,
maar die smaakt enkel met gatenkaas.
Mijn lokken hebben een grauwe kleur.
Ik kam ze scheef om de aandacht af te leiden
van onbedekte hoofdhuid. Mijn littekens in plooimotief
maken me uniform met mijn medemens,
we zijn gezegend
met een mooie witte gloed
van de bijters die weken in een glas water.
De spiegel glanst.
En onbewust
teken ik mezelf te veel.