wij zijn een grote open wonde
rauw bonkend vlees
dat traag weer naar elkaar toe groeien wil maar
zwerend etterend te veel vuil
kleine kiezels die prikken als in de knie van een kind
– gevallen op de ruwe speelplaats –
die we omzichtig met zachte handen wegnemen willen
van tijd tot tijd
met opzet
duwen we te hard
scheuren doelloos weer open wat zich langzaam
moeizaam gehecht wist
pulken aan korstjes tot de jeuk zo
ondraaglijk wordt dat we met grote halen –
om te voelen dat het echt is
om weer tastbaar te maken
om de zekerheid terug te halen dat –
om dan met aaiende kussen
te pogen de pijn weer zacht te strelen
dat alles steeds te herhalen
verwonden verzweren helen verwonden…
het vlees dat wij zijn dat altijd maar onthecht
telkens weer onverklaarbaar gestaag naar hechting groeit