Ze zit op een matras op de grond en zegt
enjambementen
Zijn stapstenen uit inkt
Om van hier naar
daar te gaan
Ze zegt het ook zo grappig, jambe op z'n frans
(Er lacht iemand bij de buren. Zij zijn vreemdelingen. Zij eten dagelijks honing.)
We eten pralines met likeur vanavond
Ze zegt het met een R zoals een ongeplofte zeepbel
Jambe is een been en benen heb je nodig
Zegt ze
(De buurman stopt een lepel diep in zijn keel en fluit zoals een purpervruchtenkraai. Zij spelen met hun kinderen.)
Enjambementen zijn voeten onder schenen
En gronden onder benen
(De buren lazen ooit gedichten samen met ons. Ze vroegen ons wat enjambementen zijn en opnieuw aten ze honing.)
Toen zei ze
Enjambementen zijn als
Voor de eerste keer voelen
Dat een gedicht de tijd doet stollen
Zoals honing op je lippen