Eeuwig brandend schijnsel
uit de smidse van Vulcanus,
sta mij toe aan Cupido te
smeken nu op mij te jagen.
Ontsteek de lont der liefde en
doorklief mijn ziel met pijlen!
Verdrink me in een vuurzee van
een minne puur en frêle!
Ik ijl van vuur en libido!
Ik kwijl door haar, door Cupido
die jaagt op mij met animo!
Reis ik met jou, naar Amors rijk?
Mag dat van jou? Van ’t Godenrijk?