ik raap je rafels op
altijd dezelfde draden
hoe maak je een wintertrui als
elke nieuwe draad verstikt
verknoopt
verstrikt
in muffe oude vezels
jouw labyrint kent geen draad meer die
naar buiten leidt
maar zakt uit in nukkig handwerk
en wordt zienderogen vaardig weer
ontdaan
en opgeborgen
daar waar dag zichzelf welterusten kust in de ochtend
goedemorgen zegt bij avondlicht
en alles ertussen aanschouwt met moede ogen
en een hoofd vol spinrag