Ik zie de in duigen vallende druppels
bevriezen op de warme weergalmingen van het ooit geweest,
de tocht
die deuren dichtslaat naar een lange terugweg,
waarop het gebons van een gebroken hart
dat steeds meer zwijgt fluisterend smeekt
of hij nog binnen mag.
Zijn blinde doofheid verstomt mijn stem
en het druppen gaat door
tot leger en leger
en voller de vloer
tot alles vervlakt en vervaagt in het rumoer
van de tikkende wijzers.