Ondermijn me niet,
Je hebt nog geen idee in hoeverre ik in staat ben om je te bezoedelen.
Bijtend in pikzwarte kersen, terwijl het sap tussen je vingers loopt.
Een jonge maagd met liederen in haar hoofd,
haar handen ineen geklapt als de vleugels van een vink.
Haar glimlach nu ondersteboven,
oogleden rood en jeukend,
de wil vervlogen.
Ongegeneerd dansen wij met een mes tussen ons in,
het zilveren lemmet geeft een schijn af
en verraadt mijn intenties.
Dikke drab borreldt op in mijn keel, bevlekt en bevuild mijn tuniek.
En nog nooit ben ik zo trots geweest.