Je loopt in verwarde cirkels rond mijn hart.
Zet jezelf radeloos neer tussen restjes hoop
- met de tijd steeds verder zoek gelegd -
Hoort hoe de herinnering met kleine
beetjes pijnlijk geluidloos sterft.
Liefde maakte ons tot zwervers, richtingloos
leven we nu bladzijden, hoofdstukken uit elkaar,
overwelmd door de winter in mijn hoofd.
En toch tast ik behoedzaam grenzen af.
Vraag of jij en ik ooit nog wij kunnen zijn.
Want wie weet zie ook jij onze scherven
in zomers licht - en verzoeken we samen
of warmte de randen verzacht -
Zonder zekerheid of het
angstige kieren ooit weer dicht.
En als afscheid onvermijdelijk blijkt
blijf je ergens heel dicht bij me.
Bewaar ik je in mijn voelen, denken
- bij troost en oude dromen in breekbaar glas -
Kijk ik je na door de ramen in mijn hoofd.
Hoe je als een pluisje doorheen bergdalen en
broze avondschemering danst.
Bestemming onbekend.