Jij denkt in wij
ik weiger verder
uit te wijden
over het hoederecht
van de ruimtes
die zich met zinnen vullen
zinnen die poesjemauw strelen
schaven, schuren, schrapen
langs de verweerde hoekjes
van mijn streken
prevel je de privileges
als een paternoster
van molenstenen aaneen
het vloekend gebed waarmee we
ons op z'n elfendertigst voort delven
tot ik denk in wij
en wij
weinig meer dan een schaduw
in het licht, dat verdicht
hoe stil de ruimte is.