Medea
dof en okergeel is het eens zo Gulden Vlies
dat mij voorgoed omsluierd heeft
verlamt door verlangen gaf ik mij bloot
naakt en weerloos bood ik mij aan
hij nam mij tot zich
nipte van mijn lippen, zoog van mijn ziel, slurpte van mijn zijn
als jonge vosjes in het eerste licht slopen we samen weg
als fiere drenkelingen dreven we
in de baai van begeerte
maar gloeiende liefde werd verzengende haat
ik raakte hem kwijt in een waas van gewenning
hij spuwde in mijn mond, herkauwde mijn tong
vergiftigde mijn kwijl
ik probeerde onze doodstrijd van mij af te wrijven
ik schreeuwde, ik smeekte, ik vocht, ik vroeg, ik zocht, ik groef
ik beefde
geen enkele pijn kan dit verdriet omarmen
tenzij
het bederven van ons eigen bloed
het doorkrassen van de sporen die hij en ik achterlieten
samen
de hitte van het noodlot bedwelmt mij
het is tijd
ik geef me over aan de okergele gloed
van mijn wraak