Wij zijn warmtezoekers, hunkeren naar honinglicht
Wij willen doorbreken, wij willen stralen
de zon jaloers maken
maar soms laten de wolken niet los
dan zoeken wij warmte bij elkaar
misschien daarom
dat je in de winter eenzaam bent
Wij vallen niet even snel als de duisternis
en rijzen trager dan de zon met
schaamrood rond haar kruin
Ons hoofd blijft halverwege hangen
het donker dooft ons uit
de avond vergeeft ons afglijden
wij kunnen als de natuur niet alles verbergen
hoeven niet alles te verbergen
Wij zijn monden die wolkfiguren uitademen,
verdoofde vingertoppen warmblazen,
verkleumd buiten adem raken
onze handen zijn harken
wij worstelen met onze wortels
en trekken ze uit
Open je hand
de eerste sneeuwvlok
sist als as van tranen
smelt uit vrije overgave of
bevriest onder dwang
smeltend in een winterslaap
overwinteren wij in elkaar