Ik ben verliefd op een reclamepaneel
Op een vrouw die komt en nog vaker gaat
En die me bespeelt met haar lach, rol en werk,
Me moeiteloos overtuigt met de slagzin van haar merk
De vrouw wiens lippen lijken te prevelen
En wiens ledematen, subtiel, uiterst subtiel
De indruk geven te bewegen
De vrouw die ik bewonderend aanschouw
In dit avondlijke steeglicht van een stad die haar
Haren, zo zwart, een groenduistere glans geven
Als in een ver oerwoud of een ander oeroud gedicht -
Maar ook een vrouw die ik snel vergeet na het passeren
En steevast bedrieg met al haar verdere evenbeelden