Twee verscheurde maandagen
het sneeuwstormt over mij heen
Door mijn hoofd flitsten nog:
je handen. Fingerfertigkeit
Je laat een bitterheid na
in mijn van-jou-vervulde aderen
Die eerste herinnering aan veilig voor de stoof
tussen tabaksresten, trillend koffieschenken
en je stampvoeten nakijken in de oude kerkstraat
blijkt gewond en daarmee ook verloren.
(Tussen die muren ben ik in je bruine ogen
opnieuw geboren. Op straat: het vage schijnsel leeslicht
achter de dichtste gordijnen. Het mag schijnen:
ik ben dood.)
Tien knagende vingertoppen
gezegeld op de toetsen van mijn lijf
Nee, het sneeuwstormt in mij.