Daar zit hij weer aan die kale tafel,
wachtend op troostende woorden
van haar lege stoel aan de overkant.
Maar de stilte schreeuwt oorverdovend,
hun praatjes over vroeger en nu
reeds lang door de muren verteerd.
Tranen zoeken een weg doorheen
het labyrint van rimpels
dat de tijd genadeloos op zijn
gelaat heeft gekerft.
En hij beseft dat vergankelijkheid
dra ook zijn part zal zijn,
want op het ritme van zijn vermoeide hart
kruipt het duister hem tegemoet.