Ze gooien iets naar me toe,
net mis.
Iemand anders gooit raak.
Ik word gevuld
met stank,
met vuil,
met de zorgen van ieder kind.
Telkens weer opnieuw.
Ze proppen er nog de laatste ellende bij.
Dan ben ik vol,
ik kan het niet meer aan...
Ze komen me halen
en zetten me terug.
Leeg,
en zonder zorgen.
Om de vernedering opnieuw te ondergaan.